Geschiedenis van de Drentse havezaten
Even een stukje historie... Van 1580 tot 1795, in de tijd van de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden, vormen de Ridderschap en de Eigenerfden, het bestuur van ‘de Landschap Drenthe.’ De Ridderschap bestond uit de adel met vaak belangrijke bestuurlijke functies. Het bezit van een havezate is de belangrijkste voorwaarde voor toelating tot de Ridderschap. Om zitting te kunnen nemen moest verder een adellijke komaf worden aangetoond en moest men daadwerkelijk wonen in Drenthe.
Wat is een havezate?
Het woord ‘havezate’ komt van hofstede, letterlijk vertaald: ‘op een hof zittend.’ Een havezate is van oudsher een adellijk huis van zekere waarde dat was erkend door middel van het recht van havezate. Niet elk kasteelachtig huis in Drenthe kan dus automatisch als havezate worden bestempeld. Een havezate is strikt genomen: de naam van de rechten van een gebouw en niet van een specifiek erf.
Vanaf de zeventiende eeuw is de term ‘havezate’ in Drenthe ingevoerd. Daarvoor was de term ‘zaalstede’ in gebruik. Beide termen zijn overgenomen uit Overijssel door het intensieve contact tussen de Overijsselse en Drentse adel. Veel families waren in beide gewesten gevestigd.
Privileges en exclusiviteit
De belangrijkste voordelen van het bezitten van een havezate waren: vrijstelling van bepaalde belastingen en deelname aan het bestuur. Veel havezaten hadden daarnaast aanvullende rechten, zoals het recht van wind (het bouwen van molens), duivenslag (duiventil), zwanendrift (het houden van zwanen), van hout (bosbouw) en collatie (benoeming van een predikant).
De zeventiende-eeuwse Drentse havezatecultuur kenmerkt zich door exclusiviteit. Dat blijkt ook uit de eerste lijst van havezaten uit 1646. Hierop staan de namen van zestien huizen met het recht van havezate. Later zijn er nog twee bijgekomen. Het aantal werd vastgesteld op achttien om het aantal edelen dat niet meebetaalde aan de belasting te beperken. Dit was in het belang van de eigenerfden: bij een beperkt aantal vrijgestelde huizen hoefden ze minder belasting te betalen.
Verlegging en verschuiving
In totaal zijn 28 Drentse huizen erkend als havezate, maar nooit meer dan achttien tegelijk. Sommigen daarvan waren statige herenhuizen, maar er zaten ook bescheiden huizen en zelfs boerderijen bij. Het recht van havezate was verplaatsbaar. Het werd nog weleens ‘verlegd’ van het ene op het andere huis. Sommige huizen waren dus voor slechts korte tijd havezaten. Vanaf 1698 mocht dit niet meer, maar in de praktijk vonden er in de achttiende eeuw juist meer verleggingen plaats.
Overleving en verval
Door de omwentelingen van het nieuwe Franse bewind in 1795 werden havezaten particulier bezit. Het havezaterecht en het belastingprivilege verdwenen voorgoed. Toch betekende dit niet het einde van de Drentse havezatecultuur. Hoewel het merendeel van de Drentse havezaten is afgebroken, wisten er negen te overleven. Tegenwoordig zijn vier havezaten particulier bewoond. De overigen – waaronder Mensinge – hebben andere bestemmingen. De eigenaren houden hiermee een gemoderniseerde havezatecultuur in stand.
Havezatencentrum
In het Koetshuis van Mensinge kun je kennis nemen van de geschiedenis van Drentse havezaten. We zijn bezig met de verdere ontwikkeling naar een kenniscentrum, waar de geschiedenis verder wordt uitgediept.